Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Honderd
0100
honderd,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
10661069107210751099101001012010303103003
  • hon·derd

honderd

  1. "100", het getal tussen negenennegentig en honderdeen, tien maal tien
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderd euro en zevenendertig cent. 
       's Zomers woont Sinterklaas in een groot paleis in Spanje, met al zijn honderd Pieten.[4]
       Sommige stukken waren lastig, met steile hellingen waardoor het soms wel anderhalf uur duurde om een stuk van twintig meter over te steken. Als je hier zou uitglijden zou je honderden meters naar beneden vallen.[5]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave honderd is "42". 
  • eenhonderd (alleen gebruikt bij het precies weergeven van berekeningen waarin verschillende honderdtallen voorkomen)

zelfstandig naamwoord samengesteld met "honderd" ht

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "honderd" ht

bijwoord

rangtelwoord

hoofdtelwoorden samengesteld met "honderd" ht als linkerdeel
hoofdtelwoorden samengesteld met "honderd" ht als rechterdeel

hethonderdo

  1. honderd als hoeveelheid
    • Deze potloden worden alleen bij het honderd verkocht. 
  • In het honderd lopen
Verkeerd gaan, mislukken

honderd v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 100 is aangeduid
    • Het is weer de honderd die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar honderdeerste verjaardag was een belangrijk moment, want elke verjaardag wordt bijzonder als je de honderd eenmaal voorbij bent. 
  2. dim. tant. honderdje: geldbiljet met een waarde van honderd (euro of gulden)
    • Kunt u een honderdje wisselen in kleingeld? 

honderd mv

  1. groep van 100 eenheden
    • De honderd zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. honderd op website: Etymologiebank.nl
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 11
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

honderd

  1. honderd; 10 x 10, in Arabische cijfers 100, in Romeinse cijfers C
enkelvoud meervoud
naamwoord honderd honderden
verkleinwoord

honderd

  1. honderd; het getal 100

honderd

  1. honderd; 10 x 10, in Arabische cijfers 100, in Romeinse cijfers C

honderd

  1. honderd; het getal 100