• staart
  • In de betekenis van ‘achterste gedeelte’ voor het eerst aangetroffen in 1197 [1] [2]
Middelnederlands: stert (1240), staert (1285), start (1287)
Oudnederlands: stert (in toponiemen)
Germaans: *sterta
Indo-Europees: -
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: start in redstart ‘roodstaart, Phoenicurus op Wikispecies’ (Angelsaksisch: steort), Duits: (verouderd) Sterz, (Oudhoogduits: sterz), Fries: sturt (Oudfries: stert)
Noord: Zweeds: stjärt, (Oudnoords: stertr ‘vogelstaart’)
enkelvoud meervoud
naamwoord staart staarten
verkleinwoord staartje staartjes

destaartm

  1. (zoötomie) een verlengstuk van de ruggengraat bij sommige dieren
    • De meeste zoogdieren hebben een staart. 
  2. (techniek) het achterste stuk van een vliegtuig of een auto
     Een vliegtuig van TUI is na vertrek van Schiphol weer teruggekeerd naar de luchthaven. Dat gebeurde omdat het toestel een zogenoemde tailstrike had: tijdens het opstijgen raakte de staart van het vliegtuig de grond.[3]
  3. (figuurlijk), (anatomie) een bundel lang haar
    • Zij draagt haar haar in een staart. 
  4. (figuurlijk), (informeel) ietwat schampere bijnaam voor een jongen die zijn haar in een staart [3] draagt
    • Kunnen die staarten van hiernaast de muziek niet wat zachter zetten. 
  • Het venijn zit hem in de staart.
Het meest erge komt op het einde
  • Ik krijg er een staart van
Ik ben het zat, ik heb er genoeg van
  • Komt men over de hond, dan komt men over de staart
Als het moeilijkste deel van iets is gelukt, gaat de rest vanzelf en veel makkelijker
  • Met de staart tussen de benen/poten [afdruipen/weggaan, ...]
Ergens ontredderd, terneergeslagen, teleurgesteld etc. vandaan gaan
  • Van kop tot staart
Van het begin tot het einde
  Ze heeft haar thuisland Zweden drie keer van kop tot staart doorkruist: te voet, in een kayak en op ski’s. [4] 
  • Als men over de duivel spreekt, dan trapt men hem op zijn staart
het over iemand hebben en die dan plots tegen het lijf lopen, of iets gebeurt terwijl je het er net over had
  • Een aal ( of een paling) bij de staart hebben
Stoett-7 [5]
  • Hij is te vangen als een aal bij de staart
Stoett-6 [6]
  • Kop noch staart
Stoett-1242 [7]
  • Maart roert zijn staart
in maart kan het erg koud zijn met winterse buien
vervoeging van
staren

staart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
    • Jij staart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
    • Hij staart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van staren
    • Staart! 
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[8]