laagvlieger
Uiterlijk
- Geluid: laagvlieger (hulp, bestand)
- laag·vlie·ger
- samenstelling van laag en vlieger
- Naamwoord van handeling van laagvliegen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laagvlieger | laagvliegers |
verkleinwoord | laagvliegertje | laagvliegertjes |
de laagvlieger m
- persoon die zich niet aan de snelheidsbeperkingen houdt
- laagvliegende vogel of vliegtuig
- slecht presterende sportploeg
- Het woord laagvlieger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.